<%@LANGUAGE="VBSCRIPT" CODEPAGE="1252"%> Leerdoelen

Leerdoelen Hoofdstuk 4: verbranding

Les De leerling Begrippen Vaardigheden/practica
4.1
  • kan aangeven dat bij verbranding de volgende verschijnselen kunnen optreden: rook-, roet-, warmteontwikkeling, vlammem, vonken.
  • kan aangeven dat een vlam bestaat uit gloeiend gas
  • kan aangeven dat bij verbranding met een gele vlam roetvorming optreedt.
  • kan beshrijven dat rook bestaat uit heel kleine zwevende vaste deeltjes (herhaling)
  • vlam
  • vonk
  • rook
  • roet
  • enkele stoffen verbranden en verbrandingsverschijnselen
  • roetvorming
4.2
  • kan de drie verbrandingsvoorwaarden noemen.
  • kan beschrijven wat met ontbrandingstemperatuur bedoeld wordt.
  • kan beschrijven dat je bij het blussen van een brand één of meer verbrandingsvoorwaarden wegneemt.
  • kan de werking van de voglende blusmiddelen itleggen: water, zand, schuim, koostofdioxide, blusdeken.
  • kan van de blusmiddelen water, zand, schuim, koolstofdioxide aagneven wanneer je die kunt gebruiken
  • verbrandingvoorwaarden
  • ontbrandingstemperatuur
  • branddriehoek
  • magnesium verbranden
  • onderzoek naar ontbrandingstmperaturen
4.3
  • kan aangeven dat bij verbranding oxiden ontstaan.
  • kan beschrijven wat een oxide is.
  • kan verbrandingsreacties beschrijven met behulp van reactieschema's in woorden en met kommaformules.
  • kan aangeven wanneer er sprake is van onvolledige verbranding
  • kan uitleggen dat onvolledige verbranding in verband met stofstofmono-oxide en roetontwikkeling vermeden moet worden.
  • oxide
  • cokes
  • koolwaterstoffen
  • onvolledige verbranding
  • volledige verbranding
  • koper verbranden
4.4
  • kan aangeven hoe je met wit kopersulfaat water kunt aantonen.
  • kan aangeven dat je koolstofdioxide kunt aantonen met kakwater; kalkwater wordt dan troebel.
  • kan een onderzoek kan verbrandingsproducten beschrijven en uitvoeren.
  • kan uit een onderzoek naar verbrandingsproducten afleiden of er in de brandstof elementen van C en H voorkomen.
  • reagens
  • water aantonen met wit kopersulfaat
  • koolstofdioxide aantonen met kalkwater
  • verbrandingsproducten van aardgas aantonen
  • onderzoeksvraag formuleren (vaardigheid)
4.5
  • kan aangeven dat zwaveldioxide zure regen veroorzaakt, de lucht verontreinigt en de luchtwegen aantast.
  • kan aangeven dat stikstofoxiden zure regen veroorzaken.
  • kan aangeven dat een toename van koolstofdioxide het broeikaseffect versterkt waardoor de aarde warmere wordt.
  • kan aangeven dat CFK's de ozonlaag aantasten waardoor de UV-strlaing toeneemt en dat dit gevolgen heeft voor de gezondheid.
  • kan maatregelen noemen om de uitstoot van zwaveldioxide, stikstofoxiden en CFK's te beperken.
  • CFK's
  • ozonlaag
  • koolstofdioxide-uitstoot
  • zwaveldioxide-uitstoot
  • stikstofoxiden-uitstoot
  • broeikaseffect
  • feiten en meningen onderscheiden.
verdieping
  • kan aangeven wat een explosie is..
  • kan omschrijven wanneer een explosie kan optreden.
  • kan omschrijven wanneer een vaste stof kan exploderen.
  • kan omstandigheden aangeven waarbij een stofexplosie kan optreden.
  • explosie
  • magnesium in verdund zoutzuur en waterstof laten exploderen.

 

Wanneer je deze leerdoelen beheerst is de kans groot dat je een voldoende haalt voor een overhoring. Wees wel altijd kritisch naar jezelf.